Amsterdam moet beleid voor passagiersvaart in binnenstad aanpassen

Door Nationale Recreatiegids
5 min
De Raad van State zet een streep door de besluiten van de gemeente Amsterdam om exploitatievergunningen van rederijen die voor onbepaalde tijd waren afgegeven te wijzigen naar vergunningen voor bepaalde tijd. Amsterdam mag een maximum stellen aan het aantal vergunningen voor passagiersvervoer in haar binnenwateren als de veiligheid in gevaar dreigt te komen. Hiervoor moet ze wel goed motiveren dat de maatregelen ‘geschikt en noodzakelijk’ zijn en dat is niet gebeurd. Wil de gemeente vasthouden aan een maximaal aantal vergunning, dan moet hier nieuw beleid voor opgesteld worden, inclusief goed gemotiveerde maatregelen die niet leiden tot onevenwichtige resultaten voor met name de kleine reders. Dit meldt de Raad Van State. 

Amsterdam heeft gekozen voor een nieuw vergunningenstelsel dat per 1 januari 2024 is ingegaan. Dit moet de groeiende drukte in de grachten tegengaan. Voor passagiersboten worden niet meer dan 550 exploitatievergunningen verleend. Gevolg van het maximum is echter dat de vergunningen niet meer voor onbepaalde tijd afgegeven kunnen worden. De Europese Dienstenrichtlijn bepaald dat er toegang mogelijk moet blijven tot de markt van de passagiersvaart. De vergunningswijziging viel niet goed bij diverse exploitanten van rederijen en daarom stapten ze naar de Raad van State.

Leefbaarheid onder druk

Het is volgens de RvS te rechtvaardigen dat de gemeente een maximum stelt aan het aantal exploitatievergunningen voor de passagiersvaart. Echter moeten daarvoor wel goede redenen bestaan. Amsterdam heeft niet aannemelijk kunnen maken dat de leefbaarheid van de stad, het voorkomen van overlast en het belang om de kwaliteit van de grachten als historisch erfgoed te beschermen, baat hebben bij het nieuwe volumebeleid. Nergens blijkt dat de passagiersvaart voor overlast zorgt of de leefbaarheid van de stad onder druk zet. Wel zijn de belangen van een vlotte en veilige doorvaart en eerlijke verdeling van de beschikbare ruimte in het geding, aldus de RvS. Desondanks heeft de gemeente niet aannemelijk gemaakt dat het nieuwe vergunningenstelsel “geschikt en noodzakelijk is om deze gestelde dwingende redenen van algemeen belang te beschermen”.

Terug naar onbepaalde tijd

De oude vergunningen lopen ook nog eens volgens een bepaalde rangschikking af. De RvS vindt dat dit ertoe heeft geleid dat vergunningen van reders met grote rondvaartboten en van reders met veel vergunningen later aflopen dan van de veelal kleinere reders. En daarmee overtreedt de gemeente het evenredigheidsbeginsel. De uitspraak van de RvS houdt in dat de gemeente de omgezette vergunningen naar bepaalde tijd weer teruggedraaid moeten worden naar onbepaalde tijd, zolang het vergunningsplafond geldt. Wel is dit in strijd met de Europese Dienstenrichtlijn. Daarom moet Amsterdam deze strijdigheid opheffen en bij het continueren van het vergunningenplafond een nieuw beleid opstellen.