Straatbarbecue maakt buurt niet veiliger
Het valt volgens Movisie niet aan te tonen dat projecten om bewoners meer met elkaar in contact te brengen voor een veiligere leefomgeving zorgen. Dat roept volgens het instituut vragen op over het nut van de 'talloze' leefbaarheidsinitiatieven rond bewonerscontacten.
Ook het oprichten van bewonersplatforms die in contact staan met de autoriteiten zou weinig helpen. Zulke platforms zorgen volgens Movisie niet voor een afname van de criminaliteit of minder verloedering. Wel neemt het veiligheidsgevoel van de bewoners toe omdat ze bijvoorbeeld vaker contact hebben met de politie.
Het invoeren van gedragscodes, zoals een afspraak om elkaar op straat te groeten, zou alleen effect hebben op een klein aantal bewoners die zich sterker dan gemiddeld op hun buurt richten. De wijdere kring van bewoners zou hier niet mee worden bereikt.
Geen enkele stad kan volgens de onderzoekers hardmaken dat het inzetten van straatcoaches daadwerkelijk tot minder jeugdoverlast leidt. Wijksport, waarbij risicojongeren sportles krijgen in combinatie met morele educatie en activiteitenbegeleiding, zou hun gedrag ook niet veranderen. Het sporten zelf zou dan wel tot socialer gedrag leiden, maar de morele educatie en activiteitenbegeleiding niet. Ook hangt het af van welke sport wordt beoefend. Zo zouden vechtsporten gewelddadig gedrag eerder aanmoedigen dan beperken.
In Nederland is geen onderzoek gedaan naar het effect van buurtpreventieteams, maar uit onderzoek in het buitenland zou blijken dat de criminaliteit in wijken met burgerwachten afneemt. Waardoor dat komt, is volgens Movisie nog onduidelijk. Ook zou er nog weinig onderzoek zijn gedaan naar de morele kant van het inzetten van burgers voor de sociale controle op medeburgers.
De overheid moet zich volgens het instituut meer richten op professionele instanties bij het veilig maken van de wijk. Ook zouden gemeenten voorzichtiger moeten zijn bij het subsidiëren van vechtsporten. Grote steden zouden bij projecten in de wijk vooraf moeten toetsen welke effecten zij kunnen verwachten in plaats van dit achteraf te meten.